A. Pechtold

Nijmegen, 27 januari 2006

Tijd voor een renaissance van de Grondwet

Allereerst dank aan de organisatie voor de uitnodiging om deze lezing te houden. Komt op goed moment. De Dales-lezing staat in het teken van artikel 1 van de Grondwet. Ik wil het wat breder trekken, naar de Grondwet in z’n algemeenheid. Daar is namelijk alle aanleiding voor. Sterker nog: wat mij betreft is er aanleiding voor een renaissance van de Grondwet.

Dames en heren,

2006 is het Jaar van Rembrandt. 400 jaar geleden werd hij geboren. Er is veel aandacht voor de schilder, maar ook voor de 17e eeuw, de bloeitijd van de Republiek. Een bijzondere periode. Avontuurlijk. Er was drang om te ondernemen en te handelen. Openheid voor het nieuwe, het onbekende. Veel culturen leefden door elkaar. Hoe keek men vanuit het buitenland naar Nederland in die tijd?

Ik citeer de historicus Israël. ‘Menig buitenlandse heer die met Hollandse trekschuit reisde, werd tot zijn ontsteltenis aangesproken door doodgewone mensen op een manier alsof zijn status voor hen helemaal niet telde.’ ‘Een Duitse waarnemer merkte op in 1694, dat Nederlandse dienstboden zich zozeer gedragen en kleedden als hun meesters, dat het moeilijk was hen uit elkaar te houden.’ Tot zover dit citaat.

Met andere woorden: men zag ons als een broeinest van sociale wanorde. Buitenlandse edellieden spotten met Nederlandse burgerlijkheid en het ontbreken van iedere vorm van sociale hiërarchie. Gelijkheid… leven in vrijheid…: het is typisch Nederlands. Dit werpt de vraag op: hoe ligt dat nu? Is dat nog steeds zo? Hoe vanzelfsprekend zijn dergelijke waarden? Het antwoord: allesbehalve vanzelfsprekend. Het is tijd voor een renaissance van de Grondwet.

Kijk naar de actualiteit. Het lijkt soms wel alsof er een koudefront over onze Grondrechten trekt. Denk aan de discussies over veiligheid. De druk op de persoonlijke levenssfeer en individuele vrijheid. Denk ook aan de spanningen in onze pluriforme samenleving en de discussies. Eerst de hoofddoekjes, nu de boerka’s. Of neem het recente CDA-rapport waarin staat dat we haatzaaiers rechten moeten ontnemen. En dit alles onder de titel: Alles van Waarde is weerbaar. Alles van waarde is weerbaar. Laat ik die titel eens bij de kop pakken. Het is een verbastering van een gedicht van Lucebert: Het is goed om een paar van de echte dichtregels te citeren:

Alles van waarde is weerloos

Wordt van aanraakbaarheid rijk

Laat ik deze echte regels nu eens vertalen naar de Grondwet. De Grondwet is van grote waarde. En ja, ze is in zekere zin weerloos. Het zijn afspraken. Pas als we de waarde inzien, het toepassen, met andere woorden, als we het aanraken en tot ons nemen, dan wordt het rijk. Daar kunnen we iets mee. Dat brengt me bij mijn centrale stelling voor vanavond. Met de Grondwet kunnen we ons prima weren tegen het koudefront. Maar we zijn er te bescheiden mee. De Grondwet wordt mijns inziens te weinig gedeeld en beleefd door onze samenleving.

Kijkend naar andere landen: het lijkt alsof de Grondwet daar meer leeft. Neem Zuid-Afrika. Daar vormt de nieuwe Grondwet een startpunt voor gezamenlijk optrekken. Een nieuw ijkpunt na een periode van apartheid. De inhoud is nog niet uitgekristalliseerd, maar er is overeenstemming: dit zijn onze basiswaarden!

Ander voorbeeld: de Verenigde Staten. Nationale identiteit wordt daar gekoppeld aan besef van de Constitution. Wij leren hier het ‘aap, noot, mies’. Zij leren het Eerste Amendement over vrijheid van meningsuiting en geloof. Over die basiswaarden is vrijwel iedereen het eens. Die vanzelfsprekende koppeling tussen identiteit en basisafspraken ontbreekt hier. Zou het komen door het ontbreken van een grote revolutionaire beweging waaruit de Grondwet tot stand kwam? Het lijkt alsof die van ons de vrucht is van een keurig academisch debat. Dat lijkt zo. Maar: dat is niet zo.

Hevige politieke strijd ging aan onze Grondwet vooraf. Een staatsgreep werd uiteindelijk met de Grondwet verijdeld. Het waren woelige tijden. In Europa heerste halverwege de 19e eeuw een sfeer van revolutie. Regeringen wankelden en vielen. Het leek een kwestie van tijd voordat ook Nederland ten prooi zou vallen aan de grote omwenteling. Maar koning Willem II werd in Eén etmaal van conservatief tot liberaal. De ideeën van Thorbecke – de grondlegger van onze parlementaire democratie – vielen nu wel in goede aarde. Dat klinkt allemaal heel heftig en dramatisch. Toch komt er bij ons niet een heroïsch gevoel bovendrijven, als we denken aan de ontstaansgeschiedenis van de Grondwet. Het heeft nooit het aura gehad van een groot verworven recht. Nooit de sfeer van: dit zijn onze rechten! Die we na een lange periode van misstanden Eén voor één in steen hebben gebeiteld! Dat zou een hele andere dynamiek hebben gegeven.

Lange tijd was er ook geen aanleiding om met elkaar in debat te gaan over de precieze inhoud van de grondrechten. Jazeker, er was – begin 20ste eeuw – de strijd over het algemeen kiesrecht, het vrouwenkiesrecht en het onderwijs. Maar de verschillende zuilen die ons land kenmerkten, konden gedurende de laatste decennia relatief vreedzaam naast elkaar bestaan. Openheid voor verschillende richtingen: dat was en is onze kracht. Een kracht die spreekt uit onze Grondwet. Die openheid is tegelijk haar kwetsbaarheid. Want de openheid kan alleen maar bestaan als er overeenstemming is over de basiswaarden van de Grondwet. En het lijkt er nu op dat niet alle leden in onze samenleving dat ‘sociale contract’ nog onderschrijven. Denk aan toename van radicalisering. De laatste jaren is de druk op de Grondwet vergroot. Er zijn verhitte debatten. Aanleiding: de terreurdreiging en een meer heterogene samenleving.

Dat merk ik zelf ook. Met mijn pleidooi voor het recht op een overheidsvrije sfeer sta ik soms eerder in de loopgraven dan op de barricaden. En die positie wil ik als hoeder van de grondrechten wel innemen. Op de barricaden dus. De Grondwet is geen rustig bezit. Het is de hoogste tijd om gemaakte keuzes te herbevestigen. Tijd voor een renaissance, ik zei het al. Bijvoorbeeld. Ik dacht dat de gronden homoseksualiteit en etnische identiteit tot voor kort in relatief rustig vaarwater verkeerden. Maar een aantal incidenten in de afgelopen jaren wijst erop dat het discriminatieverbod helemaal geen rustig bezit is. Kijk naar uw eigen stad hier in Nijmegen. Uw burgemeester stelt niet voor niets voor om de achternamen van sollicitanten weg te poetsen. Dit alles om gelijke kansen te creëren. Gelijke kansen. Gelijkheid… Geen vanzelfsprekende waarden. Kijk ook naar onze Koninkrijksrelaties.

Overal in het Koninkrijk is gelijkheid het uitgangspunt. Toch wil men op de Antillen en Aruba bijvoorbeeld het huwelijk alleen open stellen voor hetero’s. De landen uit de West hebben hun eigen burgerlijk wetboek en dat moeten we respecteren. Zo zit ons Statuut van het Koninkrijk in elkaar. Maar ons Statuut bepaalt echter ook dat Nederlandse trouwaktes ook overzee gerespecteerd moeten worden. Ik eis dus niet dat de Antillen en Aruba het homohuwelijk invoeren. Maar ik wil wel dat ze het Statuut respecteren. Zodat het huwelijk van homo’s geldig is in ieder land van dit Koninkrijk. Nogmaals: de Grondwet is dus geen rustig bezit. Zij is niet uit zichzelf weerbaar. Ik verwijs nog maar eens naar de dichtregels van Lucebert. De waarden zijn niet vanzelfsprekend. Zij worden pas weerbaar wanneer zij breed worden gedragen.

Een aantal andere voorbeelden om dit te illustreren. Onze grote steden. Met name de achterstandswijken. Grote groepen jongeren groeien op in een omgeving die geen binding voelt met de Nederlandse samenleving. Ook niet met de waarden waarvoor de Grondwet staat. Wantrouwen overheerst. Dit kunnen we alleen pareren als we de sociale samenhang stimuleren, isolement tegengaan, en perspectief bieden.

Uit recent SCP-onderzoek blijkt dat een schrikbarend percentage allochtonen werkloos is. Snel wijzen we naar het ontbreken van een diploma en arbeidsmoraal. Stop ze in een opvoedingskamp, een verlaten kazerne, zo klinkt een vrij breed gedragen idee.

Dat is in mijn ogen niet het enige, juiste antwoord. In plaats van afzonderen van de samenleving, moeten we ze juist die samenleving intrekken. Speelt discriminatie dan geen rol? Helaas wel. Hendriks mag eerder op sollicitatiegesprek dan Ramos of Ramadhin. Dit moeten we tegengaan waar mogelijk. Werkgevers aanspreken op hun verantwoordelijkheid: langs die weg kunnen mensen die nu aan de kant staan, de samenleving worden ingetrokken.

Werken is immers een belangrijke voorwaarde voor aansluiting en betrokkenheid in onze samenleving, en is een uitstekende manier om te integreren.

Ik kijk daarbij ook kritisch naar de overheid zelf. Ze moet het goede voorbeeld geven. Het is dan ook op z’n minst merkwaardig dat burgers die zich gediscrimineerd voelen door de overheid, niet naar de commissie Gelijke Behandeling kunnen.

Als aanjager van het grotestedenbeleid staat bij mij bovenaan: jongeren perspectief bieden. En dat betekent niet: pappen en nathouden, maar soms onorthodoxe keuzes durven maken waarvan ik hoop dat ze op termijn uitwerking hebben.

Neem Rotterdam waarbij we bijvoorbeeld tijdelijk een maatregel nemen om te voorkomen dat er zich nog meer kanslozen zich vestigen in een wijk die het toch al moeilijk heeft. De wijk rust geven om op adem te komen zodat het weer aantrekkelijk wordt om te leven. Tijdelijke vrijheidsbeperking, juist om die vrijheden op langere termijn te stimuleren. Meer ideeën en initiatieven zijn nodig.

Ik wil graag alle burgers – werkgevers, beleidsmakers, schoolverlaters, buurtvaders – oproepen om initiatieven voor te leggen op basis waarvan wij jongeren kansrijk kunnen maken. Alleen zo krijgen de positieve verplichtingen die aan onze grondrechten vastzitten, gestalte. We zijn immers allemaal medebezitter van, en dus aanspreekbaar op het discriminatieverbod.

Ander voorbeeld. De boerka. Onlangs kwam het voorstel op tafel om de boerka in de openbare ruimte te verbieden. Met die oproep wordt de nuance die de Grondwet biedt, in de ban gedaan. We snijden dan de discussie over waar de Grondwet voor staat, radicaal af. In dit geval moeten we een balans zien te vinden tussen de waarden veiligheid, gelijkheid en godsdienstvrijheid.Welwillend gelezen is het boerka-verbod een oproep aan de draagsters en hun thuisfront om deel te worden van de Nederlandse samenleving. Die oproep is op zich wel toe te juichen, voor zover gericht aan de vrouwen die zich afsluiten van de samenleving. Maar volgens mij bestaat hierover een misvatting. Het is immers niet zo dat vrouwen die een boerka dragen zich per definitie afkeren van integratie. Het voorstel geeft een volkomen verkeerd signaal.

Ten eerste aan de vrouwen met een boerka. Namelijk: om het huis uit te gaan, dient u uw identiteit af te leggen. Ten tweede ook aan de vrouwen zonder boerka. Namelijk: u mag de vrouwen met boerka zonder meer uitsluiten. Het voorstel moet bijdragen aan terrorismebestrijding. Maar ik heb nog geen bewijs of een concrete aanleiding gezien. Zo lang dit bewijs ontbreekt, komt het voorstel neer op uitsluiting en veronachtzaming van het feit dat dit kledingstuk dikwijls wordt gedragen om godsdienstige redenen. Er zijn goede redenen waarom een boerka in een bepaalde situatie niet kan, bijvoorbeeld als goede communicatie onontbeerlijk is. Voor die gevallen hebben we echter onze Algemene wet gelijke behandeling.

Ander voorbeeld. Privacy en veiligheid.

Het recht op privacy behoort niet voor niets tot onze oudste grondrechten. Het gaat om de bescherming van het recht op persoonlijke vrijheid en ontplooiing. Ten opzichte van de overheid. Maar ook in relatie tot de rechten en vrijheden van anderen.Dat is iets fundamenteels. De vrijheid om te telefoneren, te sms-en of te e-mailen zonder dat iemand de inhoud controleert. Zonder dat de overheid u controleert. Daar ligt voor mij de grens. Hooguit weten wanneer u belt, niet wat u zegt. Er zijn nog steeds landen waar die vrijheid niet vanzelfsprekend is. Maar ook bij ons is het maar twee generaties geleden dat ervoor gevochten moest worden. Met de opmars van nieuwe technieken blijf ik zeer alert als het gaat om dit verworven recht. Want vroeger was de ‘persoonlijke levenssfeer’ overzichtelijk: wat zich achter de voordeur afspeelt is des burgers. De omstandigheden waaronder de overheid door de deur mag, is bij wet geregeld.

De techniek schrijdt voort. En daarmee onze verantwoordelijkheid. De verplichting vooruit te denken. Nu hebben we afluisterapparatuur waarmee we selectief kunnen afluisteren, camera’s waarmee we door kleding kunnen kijken en Radio Frequency Identification waarmee we via radargolven de precieze locatie van producten en dus ook van mensen kunnen vaststellen. Buitengewoon interessant vanuit commercieel oogpunt en vanuit opsporingsperspectief. Verleiding om ze te gaan gebruiken is dus erg groot. Maar welke prijs? Deze week nog bood Google China een instrument om woorden die voor de overheid onwelgevallig zijn, eruit te filteren. De industrie die het internet censureert… Techniek kan een grote achterdeur hebben… Tot zover enkele voorbeelden. Terug naar mijn missie. Ik wil dat de waarden waarvoor de Grondwet staat, breed worden gedragen En worden uitgedragen.

Wat valt me op? De Grondwet is voor democratisch opgevoede mensen als lucht. Lucht die je niet meer waarneemt. Behalve als je in ademnood verkeert! Voor mensen die niet met de vanzelfsprekende aanwezigheid van een grondwet zijn opgevoed, is de Nederlandse Grondwet iets vreemds. Misschien wel aangenaam – maar wellicht ook te mooi om te geloven, laat staan om ze levend te houden door er elke dag voor te gaan staan en ervoor te vechten. De grondrechten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van een voldoende draagvlak. Als we niet oppassen wordt dit aangetast. Hoe kunnen we dit tegengaan? In een dictatuur kun je naleving en draagvlak nog per decreet afdwingen. Maar wij moeten onze Grondwet op een andere manier levend houden. Een manier die meer beklijft. Via opvoeding, vorming en onderwijs, ik zou willen zeggen in een traject van ‘een leven lang leren’. En dat kan wat mij betreft niet vroeg genoeg beginnen.

Waarom niet de Grondrechten tot een verplicht onderdeel van het lesprogramma maken? Ook een nieuw op te zetten Centrum voor Geschiedenis en Democratie kan bijdragen aan een beter besef. Meer kennis. Meer bewustzijn.Hetzelfde geldt voor een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens. Een bouwmeester staat nu aan de tekentafel staat om zo’n instituut vorm te geven. Concreet lesmateriaal heb ik inmiddels ook op het internet gepubliceerd: iedereen kan de toga van de rechter aantrekken en ervaren hoe een aantal grondrechten werkt op www.zestienmiljoenrechters.nl. Er is zelfs een tv-programma met die invalshoek.

Dames en heren tot slot.

Ik zie het als een opdracht om de kracht en de kwetsbaarheid van de Grondwet te onderkennen. Het kabinet en de AIVD hebben gewezen op de kwetsbare identiteit van onze liberale democratie in de nota’s ‘Grondrechten in een pluriforme samenleving’ en ‘Van Dawa tot Jihad’. Nu de kracht nog.

De Verenigde Staten hoeven voor wat betreft het belijden van vaderlandslievendheid niet ons voorbeeld te zijn. Maar meer trots op de grondrechtelijke waarden kan geen kwaad. En we mogen ze ook best wat openlijker uitdragen. Sterker nog: zodra we in een maatschappelijke functie stappen, en ik denk dan aan de overheid, maar ook aan de opvoeder, de buurtvader, de werkgever, de imam, de ondernemer. Die moeten de Grondrechten uitdragen. Om twee redenen.

Een. We moeten zuinig zijn op de waarden die we delen. Ik wil voorkomen dat burgers de Grondwet veronachtzamen. Denk aan het koudefront. En twee. We moeten een tendens tegengaan waarin burgers met de rug naar de samenleving gaan staan. En niet langer mede-eigenaar willen zijn van de waarden van onze Grondwet. Wat ik duidelijk wil maken is dit: de inwoners van dit land moeten weten waar zij aan toe zijn, in welke staat zij leven, welke vrijheden hen toekomen en wat de begrenzingen daarvan zijn. Dat gaat niet vanzelf.

Vandaar mijn oproep: Tijd voor een renaissance! Laat de Grondwet niet weerloos liggen. We moeten het aanraken, ons eigen maken. Dan zijn we rijker dan we denken.

Wat waren we ook alweer in de 17e eeuw volgens de buitenlanders? Een broeinest van sociale wanorde. Ik zou zeggen: liever dat, dan een bakermat van ongelijkheid.

Dank u wel.