Afshin Ellian

Vrijdag 25 januari 2002

Over vrijheid en politieke correctheid: De innerlijke spanningen van het gelijkheidsbeginsel.

Gelijkheid en vrijheid vormen sinds de Grieken de benen waarmee de stad, polis of Politiek zichzelf staande houdt en voortbeweegt. De publieke ruimte (of Politiek) is niet een statische eenheid, maar zij is een historisch begrensd kader. Politiek leeft bij gratie van een onophoudelijke beweging en verandering. Geeft de Grondwet de grenzen van een publieke ruimte aan, dan geven de benen van deze ruimte de mogelijkheid aan tot de beweging binnen en soms buiten de grenzen van deze ruimte. Wanneer er de benen van gelijkheid en vrijheid ontbreken, sterft de stad, publieke ruimte of Politiek. We kennen heel veel van dit soort gestorven steden: Medina, Teheran, Havana enzovoort. De strijd die in deze steden wordt gevoerd is een pre-politieke strijd, dat wil zeggen, een strijd voor de totstandbrenging van Publieke ruimte (of Politiek). Dus wij, waar we ook vandaan komen, mogen trots zijn op ons burgerschap, op het feit dat we burgers zijn van een levende publieke ruimte, Nederland.

Het gelijkheidsbeginsel komt in onze Grondwet, in tegenstelling tot het vrijheidsbeginsel, louter in één artikel tot uitdrukking. Dit neemt echter niet weg dat we het steeds over gelijkwaardige beginselen hebben. Noodzakelijkerwijs is er sprake van een voortdurende spanning tussen gelijkheid en vrijheid. Hetzij omdat deze beginselen in een concrete situatie elkaar bedreigen, hetzij ze op een gegeven moment tegen elkaar worden uitgespeeld. Het recht en de politiek zijn de instanties die de grenzen (hoe tijdelijk ze ook moge zijn) tussen deze botsende beginselen dienen aan te duiden. Een individu dreigt vaak omwille van zijn vrijheid de ruimte van een ander individu te bezetten door de gelijkwaardigheid van andermans aanspraken op het bestaan te ontkennen. Daarbij moet worden bedacht dat de gelijkheid een formeel beginsel is. De gelijkheid betekent immers niet de gelijkschakeling van iedereen. We zijn ongelijk en we blijven ongelijk. Doordat we ongelijk zijn kunnen we uniek zijn. De uniekheid van mensen is de meest oorspronkelijke situatie van waaruit pluriformiteit ontstaat. We zijn gelijk voor en door de wet: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ Dienovereenkomstig moeten we ons eerst in een gelijk geval bevinden voordat er van een gelijke behandeling sprake kan zijn. Deze erkenning van ongelijke gevallen betekent mijn inziens de grondwettelijke waarborg voor diversiteit.

Het gelijkheidsbeginsel streeft derhalve niet naar een egalisatie van mensen. Wie dit uit het oog verliest, of schendt, misbruikt het gelijkheidsbeginsel om tot een politieke, economische of ideologische correctheid te komen. Deze correctheid wil de zelfbenoemde feitelijke incorrectheden verwijderen. Wat houdt politieke correctheid in? Politieke correctheid is het vasthouden aan een egalisatiedrift waarbij men aan de hand van ideologisch vaststaande regels invulling tracht te geven aan gelijkheid. Gelijkheid impliceert dan in dit geval een verdergaande schending van vrijheden. De politiek correcten offeren vrijheid omwille van een rustige, statische publieke ruimte. In een politiek correcte samenleving zou, naar alle waarschijnlijkheid, geen plaats zijn voor scherpzinnigen zoals Nietzsche of Voltaire. In deze hyper-correctheid zou elk intellectueel of politiek debat dat niet rekening houdt met de normen van deze correctheid, worden bestempeld tot een schending van gelijkheid. Woorden als homo’s, islamieten, joden, vrouwen, allochtonen zijn de codes die je niet moet ontcijferen, laat staan kraken. Terwijl de vrije wereld als resultaat van een beweeglijke publieke ruimte, een voortdurende botsing van ideeën inhoudt, tracht de politieke correctheid alles, en werkelijk alles, in te polderen. We hebben reeds geconstateerd dat een vrije samenleving een stad van pluriformiteit en diversiteit is. Hoe is deze diversiteit mogelijk? Hoe verhoudt deze diversiteit tot het gelijkheidsbeginsel? Wat is het wezen van deze diversiteit?

Mensen zijn verschillend op basis van allerlei gronden zoals ideeën, stijl, of levensloop. Echter deze voorbeelden laten ons niet zien wat in feite mensen zijn en waarom ze niets anders kunnen zijn. Omdat de mensen van ideeën of stijlen kunnen veranderen, behoren deze elementen ook niet tot de geaardheid van mensen: datgene dat ze uiteindelijk zonder een tussenkomst van anderen zijn. Geaardheid van een mens is de zijnswijze van een mens: vrouwelijkheid, mannelijkheid, homo, ras, huidskleur. We hebben dus telkens te maken met twee vormen van diversiteit: in de eerste plaats de geaardheid (zijnswijze) waarvoor men zelf niet kan kiezen, en in de tweede plaats de ideeënwereld waarvoor men per slot van rekening zelf kiest. Het gelijkheidsbeginsel beschermt allebei: ‘Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan.’ In deze zin ligt al een spanning opgesloten: de eerste groep ziet namelijk op de ideeënwereld (godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid) en kan bedreigend zijn voor de tweede groep namelijk de geaardheid, zijnwijze (ras en geslacht).
Er zijn grote religies en politieke ideologieën die bepaalde geaardheden of rassen minderwaardig of zelfs vernietigingswaardig vinden. Denk aan de Islam waar homo’s ter dood kunnen worden gebracht, waar vrouwen minder zijn dan mannen, waar met betrekking tot apostasie doodstraf bestaat. Art. 111 van Wetboek van Strafrecht van Iran schrijft de doodstraf op de homoseksuelen voor. De afgelopen 23 jaar zijn velen op deze grond ter dood gebracht. Het spreken over het gelijkheidsbeginsel betekent voor mij een herdenking van deze onschuldige slachtoffers. En dan heb ik het nog niet gehad over de politieke Islam waarbij het zelf het doden van burgers van de vrije wereld is toegestaan. We hebben het hier natuurlijk niet over Mohammed en zijn oorspronkelijke idealen van gelijkheid en vrijheid. We willen hier alleen erop wijzen wat er van de Islam geworden is. Hier rijst de vraag hoe het mogelijk is dat de Islam of ook sommige christelijke bewegingen binnen art. 1 Grondwet als religie worden geplaatst, terwijl ze een directe schending van het gelijkheidsbeginsel inhouden.

De diversiteit die het art. 1 Grondwet wil beschermen, interesseert ons dezer dagen vooral inzake de geaardheid van mensen. De beroemdste imam van Nederland, de heer El-Moumni, deed buitengewoon markante uitspraken over homo’s en Europeanen. Deze imam verdient een compliment omdat hij een bijzondere verbinding legt tussen homo’s en Europeanen. En terecht ook, want alleen binnen Europese rechtsculturen wordt het homo-zijn als geaardheid (zijnswijze) beschermd. Zo zie je het dat we nog iets kunnen leren van een imam van de politieke Islam.
Tot onze verbijstering werd deze imam, gezamenlijk met vele islamitische organisaties, ontvangen door de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, R.H.L.M. van Boxtel. Kennelijk zag men het art. 1 Grondwet als een onderhandelbare waarde. Daarbij ontstaat ook zo’n quasibeleid dat de integratie van moslims in Nederland gepaard zou moeten gaan met onderhandelingen over de effectuering van grondrechten. Hierbij vergeet Nederland zijn kroonjuweel, de Grondwet. Deze imam, die een bedreiging vormt voor de openbare orde (het saboteren van het integratieproces van moslims in Nederland) dient gewoonweg uitgezet te worden.
De islamitische organisaties en moslim-intelligentsia waren in eens vrijheidsgezind: ‘Een imam mag toch een mening hebben. Hij heeft recht op godsdienstvrijheid.’ Toen Rushdie’s boeken werden verbrand, hoorden we slechts sporadisch een islamitische organisatie of denker over vrijheid van meningsuiting of over een recht op een vrije literatuur spreken. En wanneer de Politieke Islam vrijheidsgezind wordt, dan komen bij mij achterdochtige gevoelens naar boven. Kan iemand een mening hebben over het enkele feit dat iemand een homo is, zwart is, jood of Arabier is? Wat zou zo’n mening inhouden? Wat voor verweer zou de aangesproken persoon (homo, zwart of Arabier) hebben? Kan een zwarte mens zijn huidskleur veranderen?
We hebben het niet over homo’s, zwarten, of Arabieren als groep van mensen, we overpeinzen steeds het enkele feit dat iemand een zijnswijze heeft. Men kan zeker een mening hebben over groepen: homo’s zwarten, moslims enzovoort. Aan deze meningen heeft de democratie haar vitaliteit en creativiteit te danken. Echter men mag over het enkele feit dat iemand een bepaalde geaardheid heeft, niet een negatieve discriminerende mening hebben. Dit verbiedt simpelweg art. 1 van Grondwet. Immers, de geaardheid van individuen is hiërarchisch gezien het belangrijkste rechtsgoed dat art. 1 van de Grondwet beoogt te beschermen. Je kunt van religie veranderen, je kunt je politieke gezindheid wijzigen, maar het is niet mogelijk om je geaardheid teniet te doen.
Deze logica lijkt me niet moeilijk, maar toch ontving de minister de betreffende imam en er wordt in de media ook ernstig getwijfeld over de vraag of die imam een discriminatoire, verboden uitspraak heeft gedaan. Nogmaals wil ik jullie eraan herinneren dat deze imam op grond van zijn religieuze gezag, in het openbaar discriminerende uitspraken heeft gedaan over het enkele feit dat iemand een homo is. Stel dat dezelfde imam tegen jood-zijn als geaardheid discriminerende uitspraken zou hebben gedaan, dan zou hij nooit en nimmer door een minister ontvangen zijn. Of, zou een Nederlandse politicus of schrijver een discriminerende uitspraak hebben gedaan over het enkele feit dat iemand een Marokkaan of Pers, of moslim is, dan zou hij ook niet door een minister ontvangen zijn, en de overgrote meerderheid van de intelligentsia zouden zo’n persoon veroordeeld hebben. Waarom zo’n discriminatie bij het veroordelen van discriminatie? Ik vrees dat er over homo-zijn wordt gedacht alsof het een keuze betreft, die de homo’s achterwege kunnen laten. Heeft men misschien begrip voor de imam, voor zijn bezorgdheid!? Ik vrees ook dat er over homo-geaardheid in termen van perversiteit wordt gedacht, waarbij men zich eigenlijk enigszins schaamt voor deze ‘perverse groepering’. Maar ze worden wel getolereerd. Hierbij stelt men gelijkheid en vrijheid gelijk aan tolerantie. En dit is op zichzelf fout.
Wanneer er niveaus bestaan van verontwaardiging over de wijze waarop men op de schenders van art. 1 Grondwet reageert, is een bezinning daarover op zijn plaats.

In deze context zijn ook de uitlatingen van burgemeester van Amsterdam J. Cohen buitengewoon merkwaardig. Hij stelde dat de overheid meer oog moet hebben voor de rol van de religie als bindmiddel waarbij hij de intensievere betrokkenheid van moskeeën bij de integratie van moslims wenselijk acht. Afgezien van het feit dat hij hiermee de scheiding van kerk en staat als een grondwettelijk beginsel schendt, heeft hij ook geen oog voor de discriminatoire, inherente regels en tradities van de Islam en vooral de politieke Islam. Willen we moslims burgers laten worden op basis van de Nederlandse Grondwet? Of willen we ze burgers laten worden van de politieke Islam waar de rechten van de mens worden geschonden? Ik citeer hier een voorbeeld uit een onderzoek van het tv-programma NOVA over moskeeën en islamitische basisscholen in Nederland: ‘De islam verbiedt homoseksualiteit ten strengste, aangezien het een bedreiging vormt voor alles wat rechtschapen en natuurlijk is, en tevens de ware essentie van het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengt. (…) het meningsverschil (over de straf van homoseksualiteit) onder de geleerden bestaat slechts op het niveau van hoe de straf voltrokken dient te worden; sommigen zeggen dat de persoon onthoofd moet worden met een zwaard, anderen zeggen dat hij van een hoge plek af moet worden gegooid om hem daarna te stenigen.’ Citaat uit Cyber-imam SAMJH jongerenbeweging van invloedrijke stichting Al-Wagf.

De erkenning van andersheid van de ander als ander is de grondstof waarvan de benen van vrijheid en gelijkheid zijn gemaakt. Het is een principiële en niet een tactische erkenning. Echter, we zien hoe de gelijkheid onder druk komt te staan door de religies, het is wezenlijk om opnieuw de grens tussen godsdienstvrijheid en gelijkheid te markeren. Want anders dreigt de gelijkheid in de vorm van bescherming van zijnswijze van individuen geschonden te worden. De diversiteit wordt in al haar vormen gewaarborgd door de twee denkbeeldige benen waarmee de publieke ruimte haar stabiliteit en beweeglijkheid vindt. Hoewel vrijheid en gelijkheid ver van elkaar zijn, raken ze elkaar zonder een aanraking. Vrijheid en gelijkheid houden elkaar in evenwicht.

De homo-geaardheid als een zijnswijze staat nog altijd in de schaduw van het begrip perversiteit. Een gemythologiseerde vorm van perversiteit die reeds ook door de christelijke theologie was bedacht. De theologie van verschillende religies hebben voor hun culturen de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid bedacht, waar de homo-geaardheid als een onnatuurlijke duivelse immoraliteit voorkomt. Het moet vooral niet gezegd worden wie de homo’s zijn. Ik en vele anderen zijn in Iran opgegroeid met de gedichten van Spaanse dichter Federico Garcia Lorca, maar er stond nergens vermeld dat hij een homo was. Pas in Europa ontdekte ik dat deze geliefde dichter die door fascisten voor een vuurpeloton werd gezet, een homo was. Daarom eindig ik met een mooi gedicht van Lorca uit het Publiek waar hij de radicaliteit, de oneindigheid van de erkenning van de ander ervaart als een maatgevende verandering. Wat zou moreler, hoger, en goddelijker zijn dan deze erkenning. Het gedicht is een gesprek:

Als ik me veranderde in een wolk?
Dan veranderde ik me in een oog.
Als ik me veranderde in poep?
Dan veranderde ik me in een vlieg.
Als ik me veranderde in een appel?
Dan veranderde ik me in een zoen.
Als ik me veranderde in een borst?
Dan veranderde ik me in wit laken.
En als ik me veranderde in een maanvis?
Dan veranderde ik me in een mes.
En als ik me veranderde in een mier?
Dan veranderde ik me in aarde
En als ik me verander in aarde?
Dan veranderde ik me in water
En als ik me veranderde in water?
Dan veranderde ik me in een maanvis.
En als ik me verander in een maanvis?
Dan verander ik me in een mes. In een mes gescherpt door vier langdurige lentes.