Mr. Ed d’Hondt

Vrijdag 30 januari 1998

De kleur van zwart en wit

Tijdens het PvdA-congres, een paar weken geleden, werd mij een pamflet in handen gedrukt van het Actiecomité Plus zes Min zes. Achter deze mysterieuze benaming school de problematiek van de ‘witte’ illegalen. Zes jaar wit werken, maar toch geen verblijfsvergunning. Een kwestie van juridisering van de samenleving? Of de onmacht van humaan beleid?
Het povere resultaat na zes jaar leverde in elk geval niet mee op dan een nieuwe naam: witte illegalen. Het mocht geen naam hebben.
‘Voor wie ik liefheb, wil ik heten’, dichtte Neeltje Maria Min; een heel andere ‘min’ als in Plus zes Min zes. Het koele cijfer versus de warme naam. Het verschil tussen witwerken door zwarten en zwartwerken door witten, de kleur van zwart en wit, de klank en de echo van de samenleving tussen rassen en culturen, door de eeuwen heen.
Artikel 1 van de Grondwet zegt het zo eenvoudig: ‘Iedereen die zich in Nederland bevindt, wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld’. In theorie is iedereen gelijk. Ook na 150 jaar Grondwet blijkt de praktijk ingewikkeld. Omdat niets zo praktisch is als een goede theorie, neem ik niettemin artikel 1 als start voor enkele opmerkingen voor multiculturalisme in onze samenleving.
Gelijkheid voor de wet is nog geen gelijkheid voor het hart, kopte de Volkskrant op 17 januari. De fractievoorzitter van de VVD in de Nijmeegse gemeenteraad Astrid Keijl, geeft al jaren af op de term ‘multiculturaliteit’. Ze heef vooral een hekel aan het ‘heilig moeten’ dat er in haar oen aan gekoppeld wordt. Het strijdt met haar liberale gevoeld van vanzelfsprekendheid, als het gaat om de vrijheid het eigen leven te kunnen leiden. ‘Linkse’ partijen, voorzover links nog links is, daarentegen aanbidden vaak ‘multiculturalisme’ als het summum van beschaving en van respect voor de vreemdeling.
Minister Jan Pronk zei enige tijd geleden als hoogste respect op deze wereld is niemand een vreemdeling. Het gaat om beelden van de werkelijkheid. Preoccupatie en ‘political correctness’ zijn soms bepalender dan eigen doorleefde ervaring en verhinderen een heldere kijk op waar het om gaat.

Gelijkenis

Schijnbare tegenstellingen zijn snel geboren en worden lang gecultiveerd . Ik zal het niet hebben over verschillen tussen christelijke, joodse en islamitische culturen, maar als het bijvoorbeeld gaat om religieuze verschillen is het opvallend dat in het debat over een world theology veelvuldig wordt gesteld dat de verschillen aanmerkelijk kleiner zijn dan de culturen doen vermoeden. Als je de Thora, het Nieuwe Testament en de Koran in de kern analyseert, site er grote gelijkenis en verbondenheid onder de geclaimde eigen superioriteit en het gecultiveerde eigen gelijk. Fundamentalisme en extremisme in de culturen belemmeren vaak beschouwing daarvan. Hoofddoekjes op school, vrouwenbesnijdenis en bloedwraak zetten de toon.

Bij multiculturaliteit wordt nog wel eens het accent gelegd op het wegpoetsen van cultuurverschillen. Maar gelijkheid van mensen bestaat niet uit een ongekleurd, permanent evenwicht. Het gaat steeds om de balans, die op enig moment wordt opgemaakt, maar daarbuiten juist niet in evenwicht is. Voor het opmaken van de balans zijn waarderingsgrondslagen nodig, die het mogelijk maken de dynamiek van het dagelijks bestaan weer te geven.

Als in Nijmegen een aantal jaren terug de stad wordt uitgeroepen tot Colourfull city, onder het motto No races, just people, speelt juist dat op de achtergrond: de balanspositie. Wat belast de samenleving in Nijmegen, wat verrijkt haar? Alles bijeen bepaalt het evenwicht daartussen het humane comfort van de Nijmeegse samenleving. En die is aanmerkelijk gekleurder dan het neutrale: de samenleving in Nijmegen! Het ging en gaat niet om de grijsheid van de samenleving als gevolg van een poging alle verschillen te verdoezelen, integendeel. De interactie tussen de culturen bepaalt het palet; niet de polarisatie van : óf integratie, óf segregatie.

Strijdplan

De journalist Jerome Inen zegt dat als we in 2010 de multiculturele samenleving willen, we vooral één ding niet moeten doen en dat is er geen strijdplan van maken. In dat geval is multiculturalisme een dogma dat zowel autotonen als allochtonen frustreert.
Of dat gevaar groot is? Ed van Thijn signaleert i zijn recente inaugurale rede dat de bestuurlijke elite de minderheden negeert. Door geforceerde assimilatie wordt de multiculturele samenleving in haar bestaan bedreigd. Hij zal Astrid Keijl wel niet op het oog hebben gehad evenmin als het ‘isme’ van sommige linkse partijen. Hoe dan ook, in Nijmegen lijkt dat niet aan de hand. Het open debat dat de waarde van beide opvattingen probeert te ontdekken, is kenmerkend Nijmeegs. De Nijmeegse cultuur is overwegend ontspannen, als het gaat om minderheden, om migranten, met oog voor onderscheid tussen migranten, allochtonen, economische en politieke vluchtelingen. Als Stad met een knipoog, met een herkenbaar zuidelijke cultuur, is er nieuwsgierigheid naar wat elders de samenleving bindt. Misschien is dat de vrucht van 2000 jaar geschiedenis, die zich vooral laat kenschetsen als internationaal georiënteerd. Ook nu nog heeft Nijmegen met een op de vijf inwoners die uit een ander land afkomstig zijn, een sterke internationale oriëntatie.

Momenten

Voor wie twee millennia Nijmeegse geschiedenis niet onmiddellijk voor de geest staan, haal ik er nog even vijf momenten uit, die in mijn ogen tot op de dag van vandaag de sfeer bepalen, waarin multiculturele ontwikkelingen kunnen worden gevolgd en beoordeeld. U moet me dat uitstapje maar vergeven. De politicus is als een roeier. Hij kijkt de ene kant op, terwijl hij de andere kant uitgaat. Een safe manier om van het verleden te leren dat je de toekomst achter je rug hebt. Het eerste moment is de terugtrekking, begin tweede eeuw na Christus, door keizer Trajanus van zijn 10de legioen. Het moest vechten in Oost Europa om een einde te maken aan het eerste Balkenconflict. De economische recessie, die van de terugtrekking het gevolg was, werd het hoofd geboden in onderhandelingen die in nieuwe marktrechten en economische opleving resulteerden. Nijmegen heeft er zijn naam aan te danken. Noviomagus, Nijmegen. Maar ook het voortdurend vernieuwend bezig zijn ken daarin zijn oorsprong.

De sociale en economische vernieuwing van het eerste millennium wordt in de zeventiende eeuw gevolgd door bestuurlijke vernieuwing. Opnieuw Europese onrust in dertig landen en steden. De uitgebreide en gevarieerde keuken, de goed georganiseerde zomerfeesten, langer dan vier dagen en natuurlijk de pragmatische en efficiënte bureaucratie, leidden niet alleen tot de keuze voor, maar ook tot de Vrede van Nijmegen. In augustus/september 1678.
Het derde moment is de stedelijke vernieuwing na de oorlog, die Nijmegen de Europa Nostra-prijs opleverde, maar uiteraard niet voor Plein ’44, maar voor de renovatie van de boven- en benedenstad. Dan is er als vierde, het moment van de haast tijdloos geworden Marieke van Nimwegen, door de duivel ontvoerd, tussen de rooie lempkes van Antwerpen beland en, bekeerd, weer naar Nijmegen teruggekeerd, in het klooster gegaan en dar tot haar door non-actief gebleven. Symbool van deugd en ondeugd, maar ook van het werkelijke leven dat daaruit geboren wordt; en van emancipatie uiteraard. Als het uitkomt. Als vijfde en laatste de ‘Oude en Nieuwe Plooi’, het democratische tweepartijenstelsel van een libertijns stadsbestuur rond 1700, in de Franse Tijd. In Nijmegen, overigens ook in andere delen van Gelderland, zat je altijd in de ‘plooi’. Er heerste een grote betrokkenheid bij het besturen van de stad en een gezonde afkeer van regentendom.

Wezenskenmerk

Creativiteit, vernieuwing, emancipatie, internationale oriëntatie, onafhankelijkheid en sociale betrokkenheid zijn door de eeuwen het handelsmerk, zo niet het wezenskenmerk van Nijmegen gewest. Met alle relativering en relativisme dat darbij hoort. Want het is niet moeilijk om het historisch ook heel anders te beschrijven. Ik zal het niet doen, maar het klassieke genuil van de Nijmegenaren, leek en lijkt vaak tegenstrijdig aan de fiere assertiviteit van de historische figuren. Of het allemaal zo ver uit elkaar ligt, is overigens de vraag. Het nuilen van de gewone man zou wel eens niet zo ver af kunnen staan van het intellectueel scepticisme van de bovenlaag en berusten op dezelfde onzekerheid over de waarde van de culturele eigenheid in confrontatie met het vreemde. Misschien is van alle ‘ismen’, als ik weer naar het multiculturalisme mag terugkeren. Wel het meest bepalende voor de slaagkans, het ‘cultuurrelativisme’, de houding dat geen enkele cultuur een moreel overwicht heeft op andere culturen.

Juist dat behoedde en behoedt ons voor al te grote aandrang om met die andere ‘ismen’ aan de slag te gaan en, uit idealisme of uit weerzin tegen het ‘fundamentalisme’ en ‘extremisme’, het respect voor een multiculturele samenleving om te zetten in gepatenteerde politiek en geheiligde doelstellingen.

Verschijnsel

Zowel het idee dat onze cultuur elke andere cultuur met succes in zich kan opnemen als de notie dat zij kan worden beschermd tegen ongewenste invloeden, zijn illusies, zet Jerome Inen. Hij heeft gelijk. De multiculturele samenleving is meer verschijnsel dan doel.
Dat ongeveer de helft van de bevolking vindt dat er te veel buitenlanders in Nederland zijn, doet daaraan niet af. De betere helft weet beter en vooral voelt beter.
De vraag blijft: moeten we nu de strijd vóór culturele diversiteit verhevigen, zoals Ed van Thijn propageert? Of is die strijd bij voorbat verloren en moeten de allochtonen zich maar conformeren? En, zo ja, aan welke cultuur precies? Het idee dat we een eigen cultuur hebben, springt immers niet altijd spetterend in het oog. Onze neiging om in de ontmoeting met buitenlanders meteen, hoe gebrekkig ook, in het buitenlands te gaan praten, is illustratief. Met het ontkennen van de eigen cultuur wordt ook de nieuwe Nederlanders geen dienst bewezen. Zij zijn door omstandigheden gedwongen naar een ander land te gaan. Doorgaans hebben zij daar geen onbewoond eiland voor uitgekozen. Zij moeten kunnen aanvoelen waar het in het buitenland, in Nederland, om gaat willen zij zich überhaupt kunnen aanpassen. Er moet sprake kunnen zijn van botsingen van culturen, wil er sprake kunnen zijn van bevruchtende werking en al dan niet geforceerde assimilatie. En Nederland heeft natuurlijk een sterke eigen cultuur. Dat neemt niet weg dat tolerantie de dominante meerderheid dwingt tot een pijnlijke herbezinning op haar eigen identiteit. De erkenning van het bestaansrecht van de ander, brengt een verontrustende relativering van de eigen cultuur met zich mee. In Nijmegen geldt dat met één buitenlander op de vijf Nederlanders misschien vooral autochtonen. In Amsterdam met een verhouding van bijna 1:1 geldt dat waarschijnlijk autochtoon en allochtoon.

Klimaat

Sinds jaar en dag kennen we in Nijmegen multicultureel beleid van de plaatselijke overheid. Dat ligt opgeslagen in nota’s. Nu kun je daar -met een variant op Jan Schaefer- niet in wonen. Ze hebben hun eigen functie in het scheppen van een mild klimaat voor het floreren van verschillende culturen en zo bij te dragen aan de grondwettelijke gelijkheid. Aan die nota’s gingen vaak heftige, principiële discussie over de keuze voor integratie of segregatie vooraf. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving of gewoon de behoefte aan een andere samenleving -voor zover dat niet hetzelfde is- al daar vaak aan ten grondslag.

Als er desondanks nu in Nijmegen een betrekkelijk ontspannen sfeer is om het over de multiculturele te hebben, hangt dat naar mijn idee samen met die eeuwenoude verworvenheden die een samenleving karakter en kleur geven. De behoefte aan vernieuwing vanuit het gevoel voor traditie, creativiteit van uit een nieuwsgierige knipoog, emancipatie vanuit onderdrukking, internationale oriëntatie vanuit door strijd verkregen assertiviteit. Kortom: waarden die in de Franse Revolutie werden aangeduid als vrijheid, gelijkheid en broederschap en die sindsdien voortdurend vertaald in nieuwe emancipatorische, gelijkwaardigheids- en solidariteitstermen. Want een samenleving zonder waarden is een waardeloze samenleving.

Noties

Maar daar staan wel andere noties tegenover. Noties, die kleven aan de postmoderne trend in de samenleving. Laat ik er ook dar vijf van aanstippen. Zo is bijvoorbeeld het wegvallen van binding aan waarden- en normenpatronen van politieke en religieuze ideologieën van aanzienlijke betekenis geweest. Het heeft geleid tot een veel directere binding van mensen aan hun eigen directe omgeving, huis, werk, sport, cultuur enzovoort. Daardoor zijn allerlei netwerken ontstaan, die de samenleving fragmenteren en een dominantie cultuur diffuus maken. De komst van nieuwe culturen van buitenaf valt daarin minder op, en wordt er door vergemakkelijkt en vormt zo een voedingsbodem voor integratie in die speciale context.
Anderzijds kun je voor hetzelfde geld beweren dat de fragmentatie van de samenleving juist eerder wijst in de richting van segregatie.
Een tweede notie in deze sfeer betreft de beheersbaarheid van het publieke domein. Die lijkt tussen wal en schip te geraken in de diffuusheid van al die verschillende netwerken en circuitjes. Het publieke domein lijkt steeds meer van niemand te worden. Problemen ervan kennen steeds minder eigenaren en liggen bijgevolg op het bord van de overheid, die er ook niet altijd raad mee weet. Het besef van de geringere maakbaarheid van de samenleving speelt daarbij een rol evenals algemene sturingsvraagstukken, waarbij in de keuze voor sturing van bovenaf, van onderop of zelfsturing de laatste veelal de overhand heeft. Bij ingewikkelde vraagstukken ligt het ook voor de hand om de nadruk te leggen op het inrichten van de automatische piloot. De teruggetreden korpschef Brinkman zei destijds dat hij bij de Rotterdamse politie gedwongen was te rijden in een geblindeerde auto zonder stuur. Een treffend beeld, omdat bestuurders, die dat gevoel hebben, geen oog hebben voor gecompliceerde omstandigheden en daarom niet in de gaten hebben dat ze geen wagen met automatische piloot besturen.
Het gure klimaat dat heerst in het publieke domein draagt niet bij aan een aangenaam vertoeven van nieuw culturen daarin noch aan verweving in het maatschappelijk leven. Ons publieke domein kent weinig samenlevingsbinding, vaak in tegenstelling tot dat van andere landen van herkomst van andere culturen. Het bindende element van het publieke domein in het Westen komt merkwaardig genoeg vooral tot leven bij dood en begrafenis. Zoals bij Joes Kloppenburg, prinses Diana of Meindert Tjoelker.

Binding

Neem bij deze noties als derde de analyse zoals door Fukuyama is gemaakt over het wegvallen van de staat als natie en door Guéhenno over het einde van de democratie en de binding van de samenleving door deze traditionele elementen verglijdt verder. Natuurlijk, Alain Touraine en anderen trachten Fukuyama en Guéhenno te relativeren. Niet ten onrechte, lijkt me. Maar dat neemt niet weg dat er een onmiskenbare beweging is, waarin belangrijke thema’s voor elk individueel leven, zoals werk, inkomen, economie, betalingsverkeer, milieu, landbouw, zich niet meer hoofdzakelijk afspelen op het nationale, maar vooral op het supranationale, meestal Europese niveau. Zoals het ook onmiskenbaar is dat democratie op elk niveau in beroering is, maar met name op Europees niveau niet veel meer dan een reus op lemen voeten lijkt te baren.
Voeg daar tot slot aan toe de noties van de toegenomen betekenis van de media bij het bepalen van de politieke agenda, gekoppeld aan het afgenomen aanzien van de politiek en de kwetsbaarheid van de migrant krijgt een verder beeld. Een beetje Bolkenstein-effect doet vaak de rest. Je moet niet overdrijven natuurlijk, maar de aanblik van het integratieproces heeft soms wel iets van een processie in een porseleinkast.

Normen en waarden debat

De postmoderne samenleving kent weinig vanzelfsprekende binding. Als reactie daarop leeft het normen- en waarden debat weer op. Met alle moeizaamheid en weerzin daaraan eigen. Geen zichzelf respecterend, postmodern mens wil vereenzelvigd worden met ethisch reveil of moralisme. Het debat over de publieke moraal ligt in dezelfde sfeer. Mag de overheid zich wel met zingevingvragen bezighouden? Moet zij zich niet beperken tot de klassieke, zogenaamde ‘smalle’ publieke moraal, die de vrijheid van de een door de overheid niet verder laat aantasten dan nodig is om de vrijheid van de ander te beschermen? Mogen demonstraties van extreem rechts en zelfs hun politieke partijen verboden worden? IN het nog veel te weinig besproken rapport Wisselwerking van de Commissie Van Thijn, worden daarover behartenswaardige dingen gezegd. Het gaat te ver daarover nu uit te weiden.
Maar hoe ook, een fundamentele heroriëntering op de waarden, die onze samenleving binden, op de waarderingsgrondslagen, die haar in balans houden, komt steeds meer in zicht. Dat raakt de waarden van de Franse Revolutie. Het is niet voor niets, dat de jaren 1789 en 1989 -de val van de Berlijnse Muur- steeds vaker met elkaar in verband worden gebracht.
Uiteindelijk raakt dat authentiek, menselijke waarde, waarop onze grondrechten zijn gebaseerd. Waarden, die zich laten aanduiden als vertrouwen, respect, inclusief zelfrespect, assertiviteit, gastvrijheid, barmhartigheid, vergeving, integriteit, kwetsbaarheid, luisterend vermogen enzovoort.

Heroriëntatie

Naarmate de binding van de samenleving op grond van waardepatronen, eigen aan ideologie en religie minder wordt lijkt de betekenis van een heroriëntatie op authentieke menselijke waarden toe te nemen. Ze binden mensen in diffuse en diverse samenlevingspatronen, of dat nu netwerken of culturen zijn, of het nu de grote schaal raakt, of politiek en democratie krachtig zijn of niet. Zo ontstaat de werking van de communicerende vaten.
Het zijn ook deze waarden, die in Nijmegen door de eeuwen heen wellicht het karakter van de stedelijke samenleving het meest gekleurd hebben, de zwart-wit polarisatie milder hebben gemaakt en de ontspanning hebben ingebed, waarin multiculturaliteit kan gedijen. In Hegeliaanse termen vormde zij de synthese van de verschillen in waardepatronen van diverse culturen. Dat milde, ontspannen klimaat kan niet hoog genoeg gewaardeerd worden. Integratie als automatische piloot kan haast niet zonder. Maar bijvoorbeeld ook het niet aarden van extreem rechts in Nijmegen zou er mee samen kunnen hangen. Uiteraard moeten we daar voorzichtig mee zijn. Maar toch, ik geloof in assertiviteit en positivisme van overheid en bevolking. Krachtig optreden tegen discriminatie. Uitdragen van verrijking door multiculturaliteit in plaats van verarming. Maar maak er geen strijdplan van. Het heeft tijd en geduld nodig, omdat het toch vooral een organisch proces is. Het is als met waarden. Je kun het niet afdwingen. Ze kunnen slechts voor- en nageleefd worden. Dat maakt het proces kwetsbaar en maakt een krachtige overheid noodzakelijk. Warde hebben zin in zich, maar lichten slechts op in persoonlijk contact. In feite vormen ze hart en nieren van de samenleving.
Het blijft intrigeren. In het debat over zinloos geweld gaat het in de kern over waarden oriëntatie en het gebrek daarvan. Er wordt naar de huislijke omgeving gewezen, naar het onderwijs, maatschappelijke instanties, sport, cultuur en natuurlijk, vooral naar de overheid. Maar ontstijft dat het niveau van de abstractie en kan het worden omgezet in concrete activiteiten en maatregelen? Zijn we gezamenlijk in staat om intelligent een automatische piloot in de samenleving in te bouwen, die discriminatie en verschijnselen als zinloos geweld tot incidenten beperkt? Het zou moeten zonder dat het afdwingbaar is. Dat tekent de kwetsbaarheid van waarden oriëntatie, maar tevens de onontkoombaarheid ervan voor de beschavende kwaliteit van de samenleving.
Multiculturaliteit is daarvoor een graadmeter. Er is wellicht nog een langen weg te gaan voor het effect beklijft. Een lange weg, ook in Nijmegen, alvorens Astrid Keijl en linkse partijen elkaar werkelijk in de armen en het hart sluiten. Misschien moe het nog wat donkerder en zwarter worden. Laat ons dat niet ontmoedigen. Dat is de kleur van zwart en wit. Pas als het donker is, worden de sterren zichtbaar.